De Amerikaanse film Welcome to the Rileys is een onafhankelijke dramafilm, die geregisseerd is door de Brit Jake Scott (Plunkett & Macleane, American Woman, Kipchoge). Hij heet eigenlijk Jason en is een zoon van de beroemde regisseur Ridley Scott. Hij maakt vooral muziekvideo's en reclamefilmpjes, maar heeft een paar grotere producties op z'n palmares, waarvan deze er een is. De film heeft geen grootschalige verspreiding gehad en werd door de critici nogal gematigd ontvangen. De kosten van de film zijn dan ook bij lange na niet terugverdiend.
Het verhaal draait om Doug (James Gandolfini) en Lois (Melissa Leo) Riley, een echtpaar dat hun tienerdochter heeft verloren. Ze hebben dat eigenlijk nooit goed kunnen verwerken en zijn daardoor wat uit elkaar gegroeid. Hij verliest zich meer in z'n werk, waarvoor hij een keer naar New Orleans moet. Daar ontmoet hij in een stripclub de zestienjarige Mallory (Kristen Stewart). In een vlucht stelt hij haar voor om een poosje bij haar in huis te komen wonen, om zichzelf weer terug te kunnen vinden, waarmee zij akkoord gaat. Hij belt Lois op en zegt haar dat hij voorlopig niet meer thuiskomt...
De muziek bij deze film is van Marc Streitenfeld, wiens carričre toen nog in een stijgende lijn zat. Maar in de jaren daarna bleef de kwaliteit van z'n muziek steeds meer achter bij de wensen van de regisseurs, zelfs van zijn steun en toeverlaat Ridley Scott, die hem een kans gaf met zijn allereerste score voor A Good Year in 2006.
Na zijn succesvolle score voor Ridley Scott's film Robin Hood, kwam Ridley's zoon Jason ofwel Jake met zijn intieme productie ook bij Streitenfeld uit, wellicht op aanraden van zijn vader, waarmee hij zijn eerste score componeerde die niet voor Ridley was. Maar ja, het is wel in de familie gebleven.
Een intieme film heeft ook een intieme score nodig en Streitenfeld heeft voor deze film dan ook een rustige en ingetogen score gecomponeerd. Met een beperkt aantal instrumenten heeft hij de muziek neergezet. Elk van die instrumenten komt wel een keer naar de voorgrond. Zo hoor je het getokkel van banjo, harp en mandoline, de aangestreken klanken van een gitaar, de hoge en lage strijkers van viool, cello en bas, en verder ook nog de piano en de nodige percussie. Het zijn met name de banjo en de mandoline die een aparte kleur aan de muziek geven, overigens zonder daarbij al te country-achtig te worden.
Het album opent met de titeltrack, waarin de banjo al gelijk een grote rol speelt. De track laat ook het thema horen. Dat is weliswaar geen echte melodie, maar eerder een melodieus motief van zes tonen, waarbij de eerste twee en de vierde en vijfde gelijk zijn. Het is een wat simpel motief, dat niet echt tot de verbeelding spreekt, in een paar tracks nog weer terugkomt, en een wat tragische kleuring heeft. Die wat sombere kleuring tekent een beetje de hele score. Toch is de muziek best vriendelijk en door het ingetogen karakter is het allemaal prima beluisterbaar.
Met name in een track als 'I Am Here' klinkt er toch iets hoopvols in de muziek door, terwijl de muziek ook wat voller klinkt. Dat maakt deze en nog een enkele track tot best een fraaie. Dat geldt dan weer niet echt voor de daarop volgende 'Walking in New Orleans', waarin een getokkelde bas de melodie speelt, vaak zelfs solo.
In 'Alive' horen we een combinatie van banjo en mandoline, samen met diverse andere instrumenten, terwijl de gestreken bas voor de ondergrond zorgt. Toch blijft het wat minimalistisch, wat ook voor diverse andere tracks geldt. Zo begint 'Private Parts' met alleen een banjo, waarna er een viool bijkomt, die iets later alleen overblijft.
'On the Road' is een heel aardige track van nog geen minuut, zoals veel tracks toch wel wat kort zijn. De hele score van Streitenfeld duurt met twaalf tracks nog geen achttien minuten.
Na de muziek van de score volgen nog zes songs in een soort jazz-country stijl. De eerste is 'Going Up the Country', die in 1968 uitkwam in een versie van Canned Heat. In deze song van Kitty, Daisy and Lewis speelt de mondharmonica een grote rol. De tweede song is meer een echte jazztrack, waar Odetta in 1968 succes mee had.
De song die Joe Simon vervolgens zingt is prettig melodieus, maar klinkt nogal naar de vijftiger jaren. Het is een aangename popballad, die wel erg langzaam gaat. Wat volgt is een song die de titel eer aandoet. Het is een nogal rocky discosong van de Shiny Toy Guns. Niet fraai, maar allicht toepasselijk in de film. Daarna zingt het duo The Kills een soort indierocksong met een hoop vreemde geluiden. Ook niet fraai, evenmin als de laatste song. Dat is een soort van crunk-rap met een nogal dubieuze tekst.
Kortom, met dit score album van Welcome to the Rileys heb je een album van ruim een half uur, met daarvan de helft de score van Marc Streitenfeld en de helft een zestal songs. De eerste drie songs klinken nogal gedateerd, maar de derde is toch een best wel fraaie slow-ballad. Daarna volgen drie songs in een disco-rock-rap stijl die aan mij totaal niet besteed zijn. Het album opent echter met twaalf tracks van de score van Streitenfeld, die hij in een wat minimalistische stijl gecomponeerd heeft. De beperkte instrumentale muziek heeft deels een wat dramatische en deels een wat meer hoopvolle kleuring. Opvallend is het gebruik van de banjo en de mandoline, die er een aparte klankkleur aan geven. De muziek van de score krijgt als waardering 61 uit 100 punten, de songs niet meer dan 41, wat voor het album een gemiddelde van 51 uit 100 punten oplevert.