In 2007 produceerde componist James Howard Newton een ongezien aantal scores die de meest uiteenlopende genres en filmische stijlen omvatten. Zo voerde hij de luisteraar mee naar de Afrikaanse diamantmijnen met opzwepende ritmes vol percussie en koorgezangen in “Blood Diamond” om even later de beklijvende en angstwekkende muziek voor “Michael Clayton” af te leveren. Als dat nog niet genoeg was, incorporeerde Howard op passende manier piano, orkest en synthesizers in de bloedstollende actiefilm “I am Legend” en imponeerde hij filmmuziekliefhebbers met de levendige melodieën voor het interessante “Charlie Wilson’s War”. De componist sloot zijn jaar af met de muziek voor “The Water Horse: Legend of the Deep” en keerde voor het eerst sinds lang terug naar het fantasygenre. Het was immers van het avontuurlijke “Treasure Planet” geleden dat Howard nog eens zijn sprookjesachtige en magische register mocht opentrekken. “The Water Horse” verhaalt immers de gebeurtenissen van de jonge Argus die op een dag een babyversie van het monster van Loch Ness ontdekt en het wezen meeneemt naar huis om hem op te voeden, met de nodige strubbelingen en capriolen van dien. Het verhaal mag dan niet hoogstaand zijn en een groot “Free Willy”-gehalte met zich meedragen, toch is het vertederende verhaal dat in de film wordt geschetst weldegelijk avondvullend en bevat ze voor de jeugdige kijker genoeg plezier om de bitterzoete boodschap die wordt uitgedragen, braaf door te slikken. Aangezien het verhaal zich afspeelt in het sprookjesachtige Schotland, zal James Newton Howard braafjes de norm hanteren en opteren voor Ierse en Schotse instrumentatie. Deze Keltische invloed wordt vooral gecreëerd door de samenwerking met The Chieftans, die al eerder op andere Keltischgetinte scores terug te vinden waren zoals “Far and Away” van Ron Howard met muziek van maestro John Williams.
Net als bij de meeste scores dezer dagen is er zowel een cd release als een download voor iTunes te koop, waarbij bij de internet versie enkele bonustracks werden gereleased. Hoe dan ook is het eerste nummer op beide compilaties het zeemzoeterige “Back Where You Belong”, een draak van een nummer, dat niet perse Keltisch klinkt en afgezien van de mooie orkestraties van Howard zelf, weinig om het lijf heeft. Opmerkelijk zijn de vreemde synthesizers aan het einde van lied die wat onhandig in het geheel werden gemixt. De vocale bezetting is niet sterk te noemen maar best aangenaam. De melodie kabbelt rustig door, gedragen door de akoestische gitaar en strijkers, die ook prominent aanwezig zijn in de score zelf. De achtergrondmuziek voor “The Water Horse” is typisch Howardiaans met sfeervolle strijkers, de piano en wat synthesizers waaraan in dit geval een gitaar en wat percussie werden toegevoegd. Opvallend is het feit dat enkele thematische uitwerkingen sterk op de muziek van Howards “The Emperor’s Club” lijken. Een mooi voorbeeld hiervan is “Angus Feeds Crusoe” waarin de componist de houtblazers en de gitaar in dialoog laat treden met op de achtergrond een collectief strijkers. Howards muziek is echter op zijn sterkst wanneer hij de Keltische invloeden naar voren brengt. “You Didn’t Even Get Wet” combineert feilloos het orkest met de Ierse Thin Whistle en Uilliann Pipes die een sterke gelijkenissen vertonen met de muziek die Thomas Newman schreef voor “Road to Perdition” of zelfs “Finding Nemo”.
Opmerkelijk is de keuze van thema’s. Howard introduceert er een heleboel, maar laat niet echt één van hen eruit springen. Hoewel de soundtrack op zich coherent is, mist ze toch een statement van een hoofdthema die de muziek iets herkenbaarder zou hebben gemaakt; een eigenschap die wel vaker ontbreekt in de recente scores van de componist. Het enige echt opmerkelijke thema is de melodie die ons wordt aangereikt in de “Main Title”, heerlijk atmosferisch klinkt en doet terugdenken aan Howards Disney scores. De cd biedt trouwens een ruim aanbod aan muziek aan, maar het materiaal dat beschikbaar werd gesteld is grotendeels underscore, die lieflijk en rustig voorbij glijdt. “Naming Crusoe” of “Bathtub” zijn rustige stukjes met de nadruk op de houtblazers en de strijkers, met hier en daar een vleug Keltische extase aangedikt met de vredige akoestische gitaar die al te vaak doet denken aan de muziek van John Debney voor ‘Dreamer’. Hoewel deze tracks best luisterbaar zijn, blinken ze niet echt uit in originaliteit. Opmerkelijk zijn ook de humorvolle intermezzo’s die Howard in zijn werk inlast. “Churchill” of “The Diner Party” zijn burleske uitspattingen met een hoge slapstick waarde, die niet door iedereen even oprecht zullen gesmaakt worden en Howard-fans zeker doen terugdenken aan “Junior” of “Space Jam”. De meest interessante tracks zijn terug te vinden in het midden en het einde van het album. Een echte hoogvlieger is zeker het nummer “Swimming” waarin Howard zich van zijn vertrouwde kant laat zien en het koor voor de eerste maal laat doorschemeren. Het nummer start met een trieste versie van het hoofdthema dat geleidelijk aan in verwondering en elegantie open bloeit en zich laat meten met de majestueuze muziek voor “Atlantis The Lost Empire”. Schitterend gewoon en pure magie zoals we van Howard gewoon zijn, zeker wanneer hij eventjes een solo voor een vrouwenstem introduceert! Ook “The Fishermen” is een heerlijke, opzwepende track met handgeklap en Keltische melodie, die grommend komt aangezet om zich dan op te dringen in een feestelijke jig. Emotioneel zijn dan weer “The Children Laugh” and “Angus Sent to his Room” die zacht en lieflijk een ingetogen en triest gevoel vertegenwoordigen.
De laatste vijf tracks vormen het actiegedeelte van de score en doen de lieflijke underscore direct vergeten. Howard combineert hoogoplopende ritmes met elkaar en de spetterende orkestratie heeft de muziek de nodige schwung mee. Direct waant men zich terug in de Disney scores voor “Dinosaur” en “Treasure Planet”. Opvallend is wel de korte duur van deze tracks die allen in elkaar overlopen en actie uit de meest verschillende perspectieven laat horen. Schetterend koper, drumloops, schichtige strijkers, percussie, je noemt het maar en je vindt het terug. Echter het koor wordt haast niet meer gebruikt wat wel verwonderlijk en best jammer is. Pas in “The Jump” worden we weer geconfronteerd met een mooie uitbarsting van koraal geweld. Helaas is “End of the Story” niet echt het hoogtepunt dat je verwacht en eindigt de score wat in mineur. Gelukkig is de mooie solo voor de vrouwenstem terug aanwezig en klinken de Uilliann Pipes mooier dan ooit. Het thema uit de Main Title wordt nog eventjes kort herhaalt en eindigt dan wat besluitloos. Aan het einde van de rit is er nog de acht minuten lange suite waarin Howard zijn thema’s arrangeerde voor de Schotse instrumenten van de Chieftans. Niet iedereen zal hiervan genieten, maar het is een moedige en mooie poging die zeker een kans dient te worden gegeven.
“The Water Horse: Legend of the Deep” is een degelijke soundtrack die perfect de beelden ondersteunt en op album een erg aangename luisterervaring aanbiedt met mooie orkestraties en knappe solo instrumenten die het Keltische gevoel oproepen. De magie en de hartverwarmende personages schemeren doorheen de muziek en laten je met momenten versteld staan, vooral wanneer Howard het koor gebruikt, maar ook de lange, dromerige strijkerpassages zijn om van te snoepen. Helaas mist de soundtrack een statement van het hoofdthema en durft de muziek soms even te verzanden in rustige underscore. Maar voor de echte Howard fan is deze soundtrack een heerlijke ervaring die doet terugdenken aan de componist zijn betere scores. Al bij al een langverwachte soundtrack die niet volledig tegoed komt aan de verwachtingen, maar zeker een groot publiek voor zich zal winnen. Bovenal aangenaam, zorgeloos en een naïeve toegankelijkheid.